‘Tra il dire e il fare c’è di mezzo il mare’
‘Tussen het zeggen en het doen ligt de zee’ – Italiaans gezegde
De insteek van veel onderwijsvernieuwing of verbetering is dat docenten in hun lessen iets anders of iets beter moeten gaan doen. Alle gedragsverandering is moeilijk – niet alleen voor leraren – en zelfs al ga je gemotiveerd van start omdat onderwijsvernieuwing A of – verbetering B je een goed idee lijkt, en jouw leerlingen of jezelf fantastische voordelen biedt, dan vormt deze initiële gedrevenheid nog geen garantie dat de beoogde gedragsverandering ook een realiteit zal worden.
Globaal zijn daar tal van legitieme redenen voor te noemen. Zo wijst Dylan Wiliam er bijvoorbeeld op dat docenten om ervaren of expert te worden veel handelingen moeten automatiseren om tijdens het lesgeven te kunnen reflecteren op wat er in de les speelt. Onderwijsverbetering vereist ook een verandering van die ingesleten gewoontes en kan voor ervaren docenten daarom voelen alsof je een nieuwe jas aantrekt; Het voelt eerst oncomfortabel, en je merkt dat de nieuwe manier van handelen stroever loopt. Het kan zelfs zoveel gevoelens van onzekerheid oproepen dat je weer gemakkelijk terugvalt op de oude manier van doen. Oude gewoontes zijn nu eenmaal moeilijk om af te leren.
Maar een leraar zal ook altijd de kosten tegen de baten afwegen. Wat een goed idee leek, kan plotseling toch veel tijd en energie blijken te kosten. Waarom zou ik hier nog tijd en energie in stoppen wordt veel leraren een belangrijke vraag om te stellen, en die vroeg of laat ook adequaat en naar tevredenheid beantwoord zal moeten worden. Zeker als de verwachte positieve effecten op de korte termijn lijken uit te blijven.
Leraren op scholen die bijvoorbeeld een negatief inspectieoordeel hebben gehad of te maken hebben met teruglopende leerlingaantallen hebben vaak veel urgentiegevoel, en voor hen zal het al snel duidelijk zijn waarom ze hun gedrag in lessen moeten aanpakken. Maar scholen die niet door de context gedwongen worden zal de vraag van het ‘waarom’ van de verbetering of vernieuwing moeilijker te beantwoorden zijn. Onderwijsvernieuwing A en -verbetering B zullen dan voortdurend het onderspit delven tegen andere belangrijke urgente kwesties.
Professionalisering, een belangrijke sleutel
Een eenmaal opgeschreven vernieuwing of verbetering heeft zo een lange weg te gaan om realiteit te worden. Professionalisering van leraren is een belangrijk element om ook daadwerkelijk ander gedrag in lessen te bewerkstelligen. Naar wat professionalisering effectief maakt is al veel onderzoek gedaan; hoe kunnen leraren zo ondersteund worden dat er ook echt een gedragsverandering bij leraren in lessen plaatsvindt?
Over het algemeen moet er een combinatie van drie vormen van professioneel leren zijn:
-
Formeel leren: Waarbij leraren een inhoudelijk programma volgen, met input van een expert (al dan niet van buiten de school). Denk aan workshops, trajecten of studiedagen.
-
Non-formeel leren: Waarbij leraren samenkomen om van elkaar te leren. Er is wel een structuur maar geen inhoudelijke voeding van buiten. Denk aan Lesson Study, Professionele Leergemeenschappen, of de methodiek van Stichting LeerKracht.
-
Informeel leren: Hier leren leraren spontaan, bijvoorbeeld door een interessant gesprek op de gang met een collega, of een plotselinge ingeving tijdens het lesgeven.
Deze activiteiten zijn natuurlijk idealiter ingebed in de visie, ambities en ontwikkelingen van de school.
Hoewel we goed weten welke factoren bijdragen aan de effectiviteit van professionalisering, blijft het desondanks vaak gissen welke factoren voor welke type ontwikkeldoel en binnen welke context van belang zijn. Om formatief handelen te implementeren zal er een andere combinatie van interventies nodig zijn dan voor klassenmanagement. En waar school X met een bepaalde aanpak veel resultaat kan boeken, hoeft dat voor school Y in een andere context niet per se op te gaan.
Recent verschenen er een aantal interessante publicaties die nieuw en oud licht schijnen op deze onderwerpen, en de moeite waard zijn voor schoolleiders, kartrekkers en andere geïnteresseerden om te bestuderen. Hieronder vat ik ze kort samen, en noteer ik de voor mij belangrijkste inzichten.
Leidinggeven aan onderwijsontwikkeling – van idee naar duurzame PLG
Elske van den Boom – Muilenburg, Cindy Poortman, SIebrich de Vries, Kim Schildkamp, Klaas van Veen
Over het algemeen is niemand tegen methodieken als Lesson Study en Professionele Leergemeenschappen. Maar het initiële enthousiasme voor deze manieren van non-formeel leren verdwijnt vaak snel weer naar de achtergrond.
In dit boek (dat vanaf 11 november gratis te downloaden is) brengen de onderzoekers en auteurs van dit boek een serie scholen in kaarten die met deze aanpakken werken. Aan de hand van uitgebreide interviews en observaties brengen ze de succesfactoren in kaart.
Een belangrijke conclusie is dat schoolleiders ertoe doen. In een door Oliver Caviglioli en David Goodwin gemaakte illustratie wordt duidelijk gemaakt waar de bijdrage van de schoolleider ligt.
Deze vormt de basis voor een handige checklist aan het einde van het boek die schoolleiders kunnen gebruiken om te zien of alle randvoorwaarden voor het slagen van PLG’s ook op orde zijn.
Een belangrijk punt dat ik meeneem uit dit boek is dat de schoolleider heel actief betrokken moet zijn. Hoewel ik denk dat gespreid leiderschap van belang is, wijzen de auteurs er desondanks op dat schoolleiders inhoudelijk op de hoogte en actief betrokken moeten zijn. Hiermee ben je niet alleen rolmodel voor collega’s, maar het is ook van belang om strategisch de juiste keuzes te kunnen maken in het kader van de onderwijsontwikkeling.
Effective Professional Development
– Education Endowment Fund
Het Engelse EEF publiceert via hun website vele interessante publicaties over evidence-informed lesgeven. Hun werk vormde de basis voor de in Nederland gebruikte NPO-menukaart.
Recent verscheen van hun hand een blik op effectieve professionalisering. Hierin wijzen ze op het belang van ‘mechanismes’ in nascholing. Hoe meer van deze mechanismes, hoe effectiever de nascholing zal zijn, en hoe meer het dus ook leerlingen zal opleveren.
Deze mechanismes zijn op zich voor de hand liggend. Wat voor leerlingen werkt, werkt ook voor het scholen van leraren goed. Toch is het aardig om ze opgesomd te zien.
Enkele van de genoemde mechanismes zijn:
1. Verminder de cognitieve belasting.
Overspoel leraren niet met inhoud, want ook leraren hebben maar een beperkt werkgeheugen. Geef liever minder inhoud, presenteer deze op een dubbel gecodeerde manier, en maak veel gebruik van voorbeelden en voordoen. Dit vereist natuurlijk dat je als trainer een selectie maakt in wat je wilt aanbieden. Wat moeten leraren nou echt van een bijeenkomst opsteken?
2. Presenteer informatie uit een betrouwbare bron.
De motivatie van leraren is ook van belang. Naast het samen opstellen van doelen en ze aanmoedigen is het ook van belang dat de inhoud van de cursus ondersteund wordt door een betrouwbare bron. Hoe betrouwbaarder de bron hoe groter de kans dat ze ook daadwerkelijk hun praktijken zullen veranderen.
3. Doe het voor
Het is van belang dat de technieken waarover de nascholing gaat ook tijdens de training zelf gehanteerd worden. Zo leren leraren niet alleen inhoudelijk over het onderwerp, maar kunnen ze ook ervaren hoe het is als ‘de ontvangende partij’.
4. Uitproberen en reflectie
Onderdeel van professionalisering moet zijn dat leraren iets uitproberen in de praktijk, maar ook gevraagd worden te reflecteren op hoe dit ging. Dit kan aan de hand van een lesbezoek met feedback, maar het is vooral belangrijk dat leraren zelf reflecteren op hoe hun experiment ging.
Het rapport bevat nog meer interessante aanbevelingen voor wie nascholing vormgeeft, maar ook voor schoolleiders in waar ze op moeten letten waar het het inhuren van nascholing betreft.
Het hele rapport is hier te lezen.
A Systematic Review on Factors Influencing Teachers’ Intentions and Implementations Regarding Formative Assessment
Hoe professionalisering het best kan worden vormgegeven is natuurlijk ook afhankelijk van het specifieke onderwerp. In een reviewstudie van Yan, Li, Panadero, Yang, Yang en Lao bekeken de auteurs 52 studies om te achterhalen welke persoonlijke en contextuele factoren bijdragen aan de intenties en implementaties van formatief handelen. Hieronder vat ik hun bevindingen samen, maar het hele artikel is zeker interessant om te lezen. [link]
Persoonlijke factoren
Een leraar gaat pas aan de slag met formatief handelen als deze ook de positieve impact van formatief handelen kan benoemen, zoals een positieve uitwerking op prestaties en de mogelijkheid om beter aan te sluiten bij wat leerlingen moeilijk vinden. Ook wijzen ze erop dat het van belang is dat leraren voldoende kennis en vaardigheden voordat ze van start gaan. Formatief handelen is zodoende dus niet iets, waarbij je na een korte introductie, ‘er morgen mee aan de slag kan’. Ook leraren hebben tenslotte succeservaringen nodig om ergens gemotiveerd voor te raken.
Contextuele factoren
Het is dan ook niet gek dat voor een geslaagde implementatie dat leraren veel ondersteuning nodig hebben, om voldoende kennis en vaardigheden op te doen, maar ook om succeservaringen te hebben. Dat hoeft niet alleen de vorm van nascholing (formeel leren) aan te nemen, maar ook in de wijze waarop de schoolleiding de verandering ondersteunt. De schoolleiders komen ook in deze review weer als cruciale factor naar voren: als schoolleiders een diepgeworteld begrip van formatief handelen hebben zijn leraren meer geneigd om ermee aan de slag te gaan, mede omdat een schoolleider dan adequater de juiste cultuur kan neerzetten waarin formatief handelen kan gedijen. Ook moet er veel uitwisseling tussen collega’s mogelijk worden gemaakt, waarbij ze leren van elkaar ideeën.
Hoewel de studie interessante ideeën bevat, denk ik toch dat de auteurs ook wat over het hoofd hebben gezien. Uit onderzoek blijkt namelijk ook dat leraren een zekere mate van curriculumbewustzijn moeten hebben om effectief formatief te kunnen handelen. Niet alleen om het te doen, maar ook om alle kansen die het biedt te benutten. Leraren moeten in staat zijn om de vragen: ‘wat wil ik bereiken’, ‘waarom is dit belangrijk’ en ‘hoe weet ik of ze dit bereikt hebben’ te beantwoorden.
Tot slot
Deze drie publicaties voegen weer interessante ideeën toe aan onze kennis over goede en effectieve professionalisering.
Meer weten? Over implementatie ging ik samen met Valentina Devid in gesprek met Elizabeth Langeveld in de LLEARN podcast. Luister de aflevering hieronder.