Het werken met leerdoelen wordt over het algemeen geassocieerd met allerlei mooie dingen. Zo kunnen leerdoelen gebruikt worden om effectieve feedback te geven, intrinsieke motivatie voor de lange termijn te bevorderen, en vormen ze een uitgangspunt voor differentiëren. Het draagt niet alleen bij aan de bewustwording van de leerdoelen ‘tijdens de les, maar ook aan vaardigheden die ze buiten de desbetreffende les kunnen inzetten, zoals zelfregulatie.’[1] Zo zouden leerdoelen zelfs bijdragen aan wereldvrede!
De realiteit is natuurlijk minder glorieus. Over het algemeen worden leerdoelen door leraren geformuleerd en aan leerlingen gepresenteerd. Voor leerlingen is zo’n beschreven doel vaak onvoldoende om goed te snappen wat eigenlijk de bedoeling is van de les – zoals ik al eerder schreef – en bovengenoemde effecten te benutten.
Maar ook voor leraren is alleen het formuleren van een leerdoel niet voldoende om scherp richting te geven aan een les. Een leerdoel is dan wel snel geformuleerd (of gevonden!), maar welke prestatie moet iedere leerling nou kunnen neerzetten zodat je tevreden kan zijn? Dit is precies waar het spannend, ingewikkeld en leuk wordt!
Focusvragen opstellen
Het concretiseren van leerdoelen kun je doen door focusvragen en focusprestaties op te stellen. Een focusvraag gebruik je voor wat meer theoretische vakken, bij een prestatie moet je meer denken aan fysieke prestaties – zoals bij lichamelijke opvoeding of een praktijkvak.
Focusvragen en focusprestaties zijn het antwoord op de volgende vraag: ‘Wat moet iedere leerling/student minimaal kunnen als ze het leerdoel behaald hebben?’
Ik zal dit illustreren aan de hand van het volgende voorbeeld.
Stel dat ik een les ga geven in de brugklas met het volgende leerdoel:
Je kan de oppervlakte van een cirkel berekenen
Dit lijkt een heel overzichtelijk doel. Maar ik kan met hele uiteenlopende vragen vaststellen of dit doel behaald is:
- Er is een cirkel met een diameter van 5 cm. Wat is hiervan de oppervlakte?
- Bereken de oppervlakte van ⊙(M; 2,5 cm).
- Layla maakt tijdens de tekenles met haar passer een cirkel. Ze meet op hoe groot die van de ene naar de andere kant is. Op haar liniaal leest ze af dat dit 5 cm is. Wat is de oppervlakte van de cirkel?
- Ook kan ik de vraag met een afgebeelde cirkel stellen:
Uiteindelijk zou ik voor een brugklas kiezen voor optie 4. Ik wil graag dat ze van de diameter de straal kunnen maken, en dat ze deze informatie uit een plaatje kunnen halen, optie 1 en 2 vallen daarmee af. Ik geef ze wel een lengtemaat (cm) omdat ik het belangrijk vind dat ze in hun antwoord cm2 opschrijven. Maar omrekenen van m naar cm gaat me weer te ver. Daarnaast vind ik het minder relevant of ze dit ook binnen een contextverhaal, zoals bij optie 3 kunnen uitvoeren.
Nu ik voor mezelf concreet heb gemaakt wat ik beoog, heeft dit meteen gevolgen voor de opzet van mijn les. Ik zal nu bijvoorbeeld opdrachten met een context achterwege laten. En ik zal in mijn instructie wat meer stil staan bij het kunnen duiden van het verschil tussen diameter en straal in plaatjes van een cirkel.
Hoe kun je een focusvraag gebruiken?
Op het microniveau van de les ben ik hier dus bezig met constructieve afstemming tussen het leerdoel, de beoogde prestatie en de activiteiten in de les. Net als bij ‘grote’ constructieve afstemming op hoofdstuk- of periodeniveau. Een focusvraag kan al heel erg helpen om meer focus en samenhang in je les te bereiken.
Maar zo zijn er ook nog andere logische voordelen: een focusvraag of focusprestatie is natuurlijk al een exit-ticket. Dit is een vraag of opdracht die je aan het einde van de les aan je leerlingen of studenten geeft om te zien of het lesdoel behaald is. Deze informatie kun je dan weer benutten bij de voorbereiding voor de volgende les.
Om leerlingen te helpen beter te begrijpen wat de bedoeling van de les is, kun je de vraag aan het begin van de les te laten zien, als illustratie of als vervanging van het leerdoel. ‘Dit is de vraag die je aan het einde van de les goed moet kunnen maken’, of ‘Dit is wat iedereen straks moet kunnen aan het einde van de les om te bewijzen dat je dit kan.’ Je zou ze zelfs de vraag alvast kunnen laten maken om te zien wat leerlingen er al van kunnen. Dit zijn interessante alternatieven voor als de strategie van kwaliteitsbesef bijbrengen niet passend of uitvoerbaar is.
Een ander potentieel voordeel om te benutten is dat je nu gerichter een lijst met voorwaardelijke kennis en vaardigheden op kan stellen. Wat moet iedere leerling nou kunnen zodat het ook mogelijk is dat iedereen de vraag daadwerkelijk kan maken? Vanuit deze lijst kan dan weer een mini-DiRK gemaakt worden, waaruit je een lesopbouw kunt halen, en mogelijkheden tijdens de les voor formatief handelen kunt identificeren.
Wat moet iedere leerling minimaal kunnen?
Over het algemeen kun je met je vakcollega’s lang discussiëren over wat een focusvraag of -prestatie moet omvatten. Over een leerdoel ben je het snel eens, maar over de bijbehorende focusvraag of -prestatie (vaak) niet!
De moeilijkheid in de discussie met collega’s ontstaat door twee elementen in de vraag om tot een focusprestatie te komen: wat moet iedere leerling minimaal kunnen.
Minimaal draait om de vraag van de doorlopende leerlijn. Welk prestatieniveau moet een leerling neer kunnen zetten zodat de volgende stap in het instructieproces gezet kan worden? En dit staat natuurlijk enigszins op gespannen voet met de haalbaarheid. Wat moet iedere leerling kunnen, en wordt de lat daarmee niet te laag, of juist te hoog?
Wat wijsheid is in het vinden van deze balans zal van geval tot geval verschillen. Het is wel goed om te beseffen dat het minimale niveau niet verward moet worden met een wensniveau, waardoor je geneigd zal zijn de lat té hoog te leggen. Het gaat met name om nadenken over welk niveau er minimaal aanwezig moet zijn zodat je verder kunt binnen de leerlijn, en dat zal niet automatisch een volledige beheersing zijn van het doel zijn.
Ook is het verstandig om te beseffen dat als het minimale niveau niet haalbaar blijkt voor alle leerlingen, je natuurlijk ook niet kunt zeggen dat de leerlingen het leerdoel voldoende beheersen. Wellicht is er dan meer lestijd nodig voor leerlingen om het doel (vanuit het oogpunt van de doorlopende leerlijn) onder de knie te krijgen. Door te werken met focusvragen of -prestaties maak je voor jezelf dus ook concreter wanneer gas terugnemen of versnellen zinvol is.
Tot slot
In deze blog over het concreter maken van leerdoelen door focusvragen heb ik duidelijk proberen te maken dat de traditionele aanpak van het tonen van leerdoelen vaak tekortschiet in het daadwerkelijk richting geven aan het onderwijsproces. Door focusvragen te gebruiken als leidraad voor zowel lesontwerp, kunnen docenten een meer doelgerichte en responsievere leeromgeving creëren die leerlingen uitdaagt en ondersteunt
Noten
- https://www.kennisrotonde.nl/sites/kennisrotonde/files/media-files/PDF%20voor%20website-Kennisrotonde-antwoord%20VRAAG-1051.pdf ↑
Auteur
-
René Kneyber is voormalig docent wiskunde, en tegenwoordig trainer, adviseur en bestuurder van Toetsrevolutie. Hij schreef en vertaalde meer dan vijftien boeken, waaronder Toetsrevolutie. Van 2015 tot 2022 was hij kroonlid van de Onderwijsraad. Samen met Valentina Devid en Flemming van de Graaf maakt hij de LLEARN-podcast
Bekijk Berichten