Wat je aandacht geeft, groeit. Dit geldt voor alle dingen, zowel positief als negatief, zowel voor zinnige als onzinnige dingen. Zo ook voor je curriculumontwerp. Toen ik 5 jaar geleden op het Perron (VMBO) kwam werken, volgde ik netjes de methode en gaf ik werkelijk alles aandacht. Alle hoofdstukken werden gedaan, alle oefeningen werden gemaakt, alle theorie werd uitgelegd. Hoofdstuk 1, oefening 1 tot en met 28 met de zelftest… Want ja, alles was, in mijn ogen, belangrijk. Het gevolg? Structureel tijdtekort.
En bovendien aandacht aan de verkeerde dingen, want als je je aandacht over alles wil verdelen, krijgen de écht belangrijke zaken te weinig aandacht.
In het onderwijs, waar je 100.000 dingen wil doen en liefst allemaal tegelijk, is focus belangrijk. En die focus begint bij één belangrijke vraag: “Wat moeten de leerlingen dit schooljaar nou écht weten?” Met andere woorden: waar werken ze naar toe de komende schooljaren en wat willen wij leerlingen meegeven als zij onze school verlaten?
Kennis maken met de kenniskaart….
Ik besloot 3 jaar geleden de methode uit te kleden en schrapte een flink aantal oefeningen. Ik worstelde met het aanbod. Wat ging ik schrappen en op basis waarvan maakte ik die keuze? Doodeng vond ik het, want zó lang werkte ik nog niet in het VMBO. Achteraf gezien wenste ik dat ik toen wist van het achterwaarts ontwerpen van lesaanbod en van kenniskaarten! Met een kenniskaart maak je inzichtelijk naar welk hoofddoel je toe werkt, welke nieuwe kennis en vaardigheden daarvoor aangeleerd moeten worden en welke voorkennis daarvoor nodig is (zie onderstaand voorbeeld). Want hoe fijn is het, als je precies weet waar je naartoe wil werken, dat je de focus legt op einddoelen en bijbehorende tussendoelen én dat je precies weet wat de leerlingen moeten kunnen (voorkennis) om met deze doelen bezig te zijn? Tijdens de cursus formatief handelen heb ik geleerd hoe ik een kenniskaart kon maken en hiermee achterwaarts het lesaanbod kon ontwerpen. Ik deed dit voor het onderdeel begrijpend lezen leerjaar 1 BBL/KBL. We begonnen met de kenniskaart en leerden eerst de einddoelen op te schrijven van het gekozen onderdeel van ons vak. Wat moesten de leerlingen op dit onderdeel uiteindelijk kunnen en kennen? Daarna dachten we na over de kennis en vaardigheden die nodig waren om deze einddoelen te bereiken en over de volgorde van het aanbieden daarvan. Wat moesten de leerlingen eerst kunnen en wat moest dus eerst worden aangeboden? Tot slot keken we naar de voorwaarden qua kennis en vaardigheden. Welke kennis en vaardigheden waren in eerdere jaren al aan de orde gekomen en waren nodig om dit nieuwe onderdeel goed te kunnen begrijpen? Welke voorkennis veronderstelde ik dus bij de leerlingen, waarvan ik wel even moest nagaan of die daadwerkelijk aanwezig was? En hoe én wanneer check je in het proces of die (voor)kennis er is?
Kennis checken voor je verder gaat…..
Dat laatste (nadenken over én checken van voorkennis) is misschien nog wel het belangrijkste. We denken vaak te weten wat onze leerlingen kunnen. Dit baseren we op onze jarenlange ervaring in het onderwijs, of misschien op eigen ervaringen. Omdat ik uit het basisonderwijs kwam, dacht ik wel te weten wat de leerlingen leerjaar 1 VMBO konden en kenden. Toch ben ik dit jaar zeker een paar keer flink verrast.
Het meest simpele voorbeeld was afgelopen schooljaar tijdens het project Oorlog, Vrede en Vrijheid. De leerlingen gingen gedichten schrijven. Ik ging ervan uit dat mijn leerlingen wisten wat gedichten en versjes waren. Ook ging ik ervan uit dat de leerlingen wisten wat rijm was. Dat was een vereiste voor de start van het proces. Je kunt je voorstellen dat ik wel even schrok toen er tijdens de kennischeck van één klas bleek dat 5 van de 20 leerlingen niet wisten wat rijm was. Én dat deze leerlingen mij niet konden uitleggen wat een gedicht of versje was. Ik hoor je denken: “Ja, maar dat zijn dan leerlingen die nét in Nederland zijn of weinig onderwijs hebben genoten…” Dit bleek dus niet waar! Van deze 5 leerlingen had er één leerling een NT2-achtergrond! En allemaal hadden ze in Nederland groep 1 tot en met 8 doorlopen! Hoe kon het dan, dat zij niet bekend waren met rijmpjes en versjes? Dat zij niet wisten wat het begrip “rijmen” inhield? Deze vraag bleek minder belangrijk, vertelde de cursusleidster mij. Los van het feit dat leerlingen soms zaken niet aangeboden krijgen, vergeten zij ook veel van aangeleerde kennis en vaardigheden als ze deze niet gebruiken. Een kwestie van accepteren en loslaten dus. Ik leerde al snel het “waarom” los te laten en meer te focussen op het “en nu?” Want tja, met deze kennis moet je wel wat! Door de kennischeck kwam ik er tijdig achter dat een kwart van mijn klas niet de voorwaarden had om aan te haken in mijn lessen en dus paste ik mijn lessen iets aan voor de betreffende 5 leerlingen. Resultaat? Alle leerlingen zaten binnen twee lessen op de voorwaarden om mee te doen aan het aanbod.
Wat levert het op?
Dat nadenken over het aanbod en het maken van zo’n kenniskaart, is dat niet ingewikkeld? Ja, ik ga niet liegen. Het is zeker ingewikkeld om na te denken over wat écht belangrijk is. Is het veel werk? Ja, zeker in het begin, als dit nog allemaal nieuw is. Maar…. Uiteindelijk leverde dit proces me ook tijd op! Ik besef dat dit raar klinkt, dus laat me dit even uitleggen… Omdat ik me focus op wat écht belangrijk is, kan ik veel aanbod uit de methode schrappen en zo win ik tijd. Ik heb nu de tijd om langer stil te staan bij de stof als dat nodig is. De kennischecks werken voor mij als snelle steekproeven. Als ik zie dat leerlingen de stof begrijpen, d.m.v. een simpele check, kan ik verder. Kan ik nog niet verder? Dan pas ik daar mijn lessen op aan.
De tijd die ik win, gebruik ik voor boekpromotie en woordenschat. Het was een wens van mij om met de leerlingen twee keer in de week 10 tot 15 minuten te lezen. Gewoon uit een boek/ tijdschrift naar keuze. Dit heb ik altijd willen doen met de leerlingen, maar ik zag hier geen tijd voor. Nu wel! Dit schooljaar hebben mijn leerlingen kennis gemaakt met mijn boekenkast én leesbakken. Allemaal hebben ze minimaal 2 boeken uitgelezen. Sommigen zelfs meer. En toch heb ik óók gewerkt aan de kennis en vaardigheden die belangrijk waren dit schooljaar.
Hoe nu verder?
Alle docenten binnen de vakgroep Nederlands zijn heel druk geweest met het maken van kenniskaarten en (op basis daarvan) het achterwaarts ontwerpen van hun aanbod. De vakgroep is al heel ver met het achterwaarts ontwerpen van hun lessenseries. Ik heb gehoord van een kenniskaart werkwoordspelling in leerjaar 2, begrijpend lezen in leerjaar 1 én een kenniskaart “mail schrijven” in de bovenbouw. De vakgroep Nederlands is enthousiast. Voor volgend schooljaar hebben we in ons jaarplan gezet dat we een doorgaande leerlijn (van jaar 1 tot en met jaar 4) van kenniskaarten willen van het vakgebied begrijpend lezen én schrijven! We willen hiermee verder. Gaat dit tijd kosten? Ja, dat zeker! Maar de discussie over wat we op welk moment aanbieden is zó waardevol! Mijn docent onderwijskunde op de PABO zei ooit: “Onderwijs is niet moeilijk! Je moet je gewoon altijd afvragen: “Doe ik de juiste dingen? En doe ik die dingen goed?”” Ik denk dat het maken van een doorgaande leerlijn d.m.v. kenniskaarten én het achterwaarts ontwerpen van ons lesaanbod ons gaat helpen focussen op het juiste aanbod, op het beste moment. Zodat we de juiste dingen aandacht kunnen geven in ons curriculumontwerp en zo de leerlingen helpen groeien.